-
1 reproach
n. schande, smaad; verwijt--------v. verwijten, berispenreproach1[ riprootsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schande ⇒ smaad, blaam2 verwijt ⇒ uitbrander, berisping♦voorbeelden:1 above/beyond reproach • onberispelijk, perfectthat's a reproach to our town • dat is een schande voor onze stad————————reproach2〈 werkwoord〉1 verwijten ⇒ berispen, afkeuren♦voorbeelden:she reproached him for being false • zij verweet hem zijn valsheid -
2 she reproached him for being false
she reproached him for being falseEnglish-Dutch dictionary > she reproached him for being false
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский